Romeinse kunst en geschiedenis: praktisch en realistisch
De Romeinse kunst vindt zijn oorsprong in de invloed van de Etruskische en Griekse beschavingen. Rond 1000-800 v.Chr. verdrongen de Etrusken zich op het Italiaanse schiereiland en brachten ze cultuurgoed uit het Oosten mee. Hun praktische vaardigheden en technische kennis drukten een blijvende stempel op de Romeinse kunst, terwijl de Griekse kolonisatie in Zuid-Italië en Sicilië, het zogenaamde Groot-Griekenland, met name hun cultuur en kunstvormen introduceerde.
De geschiedenis van Rome wordt traditioneel verdeeld in drie perioden: het koningschap, de republiek en het keizerrijk. Historisch gezien zijn vier perioden handiger: de onderwerping van Italië (753-264 v.Chr.), de uitbreiding tot wereldrijk (264-31 v.Chr.), de bloeiperiode van het keizerrijk onder Augustus (31 v.Chr. – 192 n.Chr.) en het verval van het keizerrijk (192-476 n.Chr.). Nadat het West-Romeinse rijk viel in 476, bleef het Oost-Romeinse rijk voortbestaan tot 1453. Verovering en wereldheerschappij kenmerken Rome en vormen het kader waarbinnen de Romeinse kunst moet worden begrepen.
Romeinse kunst wordt vaak als onorigineel bestempeld, zeker vergeleken met Griekse en Egyptische kunst. Toch is ze persoonlijk doordat Romeinen, na hun veroveringen, kunstvormen van andere volken absorbeerden en eigen maakten. De kunst is vooral praktisch georiënteerd; de burgerlijke bouwkunst bloeide omdat de Romeinen streefden naar nuttige en duurzame constructies. Hun kunst was niet zozeer gericht op esthetiek maar meer op functionaliteit en indruk maken met grandeur en machtsvertoon.
De Romeinen wilden met hun kunst vooral hun superioriteit en het eeuwige karakter van het rijk uitdrukken. In tegenstelling tot de Griekse kunst, die gezocht was op innerlijke schoonheid, richtte de Romeinse kunst zich op uiterlijke pracht en een nationale boodschap. Monumenten en kunstwerken symboliseerden de vergoddelijking van keizers en bevestigden de verheven positie van Rome. Deze kunst had een duidelijk politieke en sociale functie voor het volk en zijn leiders.
Een bijzonder kenmerk van de Romeinse beeldhouwkunst is het realisme. In plaats van het ideale schoonheidsbeeld na te streven zoals de Grieken, legden Romeinse kunstenaars de nadruk op natuurgetrouwe, individueel herkenbare portretten. Dit realisme maakte hun beeldhouwkunst onderscheidend en van grote artistieke waarde binnen de westerse kunstgeschiedenis. Bezoek kunsthistorie voor meer informatie over kunsthistorie.